Corona,  Corona-diaries,  Culischrijven

Culinair en wijnschrijven: rozijnen

De afgelopen maanden heb ik een cursus Culinair en Wijnschrijven gevolgd, bij Onno Kleyn. Ik heb daar heel veel geleerd, en het fijne van de corona-tijd was dat ik ook ruim de tijd had om aan mijn stukken te werken, zodat ik vermoed dat ze per saldo beter zijn geworden dan ze waren geworden als er geen wereldwijde pandemie was geweest. Zo zie je maar: elk nadeel heeft zijn voordeel. Over de cursus als zodanig zal ik later nog een keer schrijven, hier nu een van de opdrachten die ik heb ingeleverd. 

In mijn jeugd waren ze overal, die vrolijke rode doosjes van Sunmaid met een vriendelijk lachende dame erop: rozijnen waren de gezonde snack in je broodtrommel, ze werden vaak als traktatie op school uitgedeeld en ze figureerden prominent in de zakjes met snoep die je na een kinderfeestje mee naar huis kreeg. Ik heb daaraan, zoals aan veel uit de jaren ’80, warme herinneringen, want in die tijd had ik ook nog niet zo’n verschrikkelijke hekel aan rozijnen – daar was een intens traumatische ervaring voor nodig.
Ongeveer 20 jaar geleden was ik op een ochtend vrolijk aan het afwassen, bij wijze van napret, want de avond ervoor had ik een zeer geslaagd en uitgebreid diner bereid, en dan is de afwas een mooie manier om alles nog even de revue te laten passeren. Die feestelijke idylle werd bruut verstoord toen er ineens in de wasbak drie met water volgezogen rozijnen voorbij kwamen gedobberd. Als opgezwollen lijken die een paar weken in de sloot hadden gelegen. Sindsdien hoef ik die krengen niet meer – en het maakt me echt niet uit of ze geweld zijn of niet. Alles wat ook maar een beetje met die lelijke druivenmummies te maken heeft is wat mij betreft een no go.
Het is geeneens een kwestie van niet lekker vinden. Ik heb echt een fysieke huiverreactie als ik alleen al denk aan rozijnen (of krenten, want die zijn net zo evil). En die antipathie gaat inmiddels verder, want ook met dingen die naar rozijnen smaken, zoals balsamicoazijn of Pedro Ximenez sherry, wil ik niets te maken hebben. Rozijnen maken is wat mij betreft echt het minst leuke wat je met een druif kunt doen – als je ze gewoon zoals ze van de wijnstok komen kunt opeten, of er sap of, nog beter, wijn mee kunt maken, of in navolging van Ottolenghi in de oven kunt roosteren en serveren met burrata, waarom zou je ze dan uitdrogen? Waar hebben die arme druiven dat aan verdiend?
Ik weet dat ik mezelf met mijn antipathie tegen rozijnen van alles misgun: muesli, boerenjongens en de oliebollen van mijn vriend (want hij maakt ze met krenten). Maar dat is helemaal niet erg, want ik mis ze niet. Alles wat je met rozijnen kunt maken, kun je ook zonder rozijnen maken, en dan vind ik het beter. Behalve misschien een krentenbol, dan hou je weinig over. Bij een kaasplankje laat ik het ongetwijfeld voor andere mensen heerlijke noten-rozijnenbrood zonder enige moeite staan, en ik drink er liever rode wijn of madeira bij dan dat ik mezelf ongelukkig laat maken door zo’n obligaat glas port. Dat smaakt mij namelijk te veel naar de verboden vrucht, dus die beker laat ik volgaarne aan mij voorbijgaan.
Ik laat mij erop voorstaan dat ik bijna alles eet: impopulaire groenten als spruitjes, witlof en andijvie heb ik altijd heerlijk gevonden en ik heb geen enkele moeite met niertjes, bloedworst of lever. Ik behoud mij desondanks het recht voor om bij een paar dingen echt een heel harde grens te trekken. Hersenen heb ik één keer gegeten, en dat doe ik nooit meer. De dag dat de mensheid is aangewezen op meelwormen om aan eiwitten te komen is de dag dat ik vegetariër word. Maar het allersmerigste blijven wat mij betreft rozijnen, en dan kan de Sunmaid nog zo vriendelijk lachen: daar verandert nooit meer iets aan.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.